Op 30 juni 1672 overhandigden Utrechtse stadsbestuurders de sleutels van hun stad aan de Franse koning Lodewijk XIV. Er was geen schot gelost. Achttien dagen
eerder was het 120.000 man sterke Franse leger bij Lobith de Rijn overgestoken. De onafhankelijkheid van het toenmalige Nederland stond 350 jaar geleden op het spel, het was erop of eronder. Van drie kanten werd het land ernstig bedreigd. Chaos, ontreddering, paniek, dapperheid, lafheid en kille afwegingen van bestuurders, karakteriseerden wat het Rampjaar 1672-1673 is gaan heten. Slechts de Oude Hollandse Waterlinie voorkwam dat het hele land in enkele weken onder
de voet werd gelopen.
De openingslezing van de Zomerschool 2022 staat volop in het teken van het Rampjaar 1672-1673, een voor de geschiedenis van Nederland uiterst belangrijke periode. Hoe was de Republiek van de Zeven Verenigde Nederlanden in deze benarde situatie beland? En wat was de rol van raadpensionaris Johan de Witt, de man die samen met zijn broer Cornelis op 20 augustus 1672 het slachtoffer werd van een gruwelijke moordpartij vlak bij het Haagse Binnenhof? In Zeist was het hoofdkwartier van de Franse koning gevestigd, een twijfelachtige eer. De omgeving van Zeist, net als andere delen van het gewest Utrecht, hadden zwaar te lijden onder de bezetting. En, hoe herstelde de Republiek van deze moeilijke tijd, was er nog sprake van een Gouden Eeuw? Vragen, die op 4 juli worden beantwoord!
Meer informatie en/of reserveren